Over de mechanisatie van de Romeinse landbouw
De hedendaagse
landbouwer heeft de beschikking over een arsenaal van werktuigen, die hem de
arbeid niet alleen lichter maken, maar die hem vooral in staat stellen zijn
arbeid zo in te zetten dat er een optimaal inkomen bereikt kan worden. De
huidige mechanisatie van de landbouw is ondenkbaar geworden zonder een
geavanceerd machinepark. Toch is ook de Romeinse landbouw niet denkbaar zonder werktuigen. De Romeinse boer moest immers zijn land bewerken. Hij moest zaaien en oogsten. Het graan moest worden gemalen en opgeslagen. Grondbewerking Bij Cato vinden we inventarislijsten voor een olijfgaard en een wijngaard van elk 100 iugera. In een wijngaard van een dergelijke omvang werkten zestien personen: het beheerdersechtpaar, tien knechten, een koeienjongen en een ezeldrijver, een varkenshoeder en een tuinman voor de wilgen. Zij behoorden tot de inventaris net zoals de runderen, de ezels en de werktuigen om de wijnoogst te verwerken. Om het bedrijf dat Cato beschreef goed te kunnen begrijpen
moeten we ons realiseren dat de olijfbomen en de wijnstokken ruim geplant waren
en dat men tussen de rijen voedergewassen, granen en groenten teelde. En dat de
Romeinse boer uit Italia de braakliggende grond vrij van onkruiden hield om de
verdamping tegen te gaan. De Romeinen kenden ijzeren werktuigen voor allerlei doeleinden. Voor de wijngaard adviseert Cato naast de uitrusting voor de wijnteelt en de wijnmakerij ploegijzers, harken, spaden, rieken, sikkels en snoeimessen. K.D. White heeft een Sisyphus arbeid verricht met zijn inventarisatie van de verschillende werktuigen, zoals die door antieke auteurs beschreven worden. In zijn "Agricultural Implements of the Roman World" passeren alle mogelijke ploegen, harken, houwelen, rieken en spaden de revue. De Romeinen hadden voor iedere bewerking en grondsoort verschillende werktuigen. Ze hadden de spaden om zware grond te bewerken die behalve een scherp blad ook een dwarsverbinding net boven het blad hadden, waarop men kon staan om de schop verder in de grond te drijven. Deze "bipalium" gebruikten Romeinen om in zware grond plantgaten te maken en ze lijken op de schoppen die gebruikt werden om de Zuiderzeepolders te ontginnen. In die tijd trokken runderen de ploeg. Voor een wijngaard van 100 iugera zijn volgens Cato twee ossen voldoende. De grond werd geploegd en geëgd voor het zaaien. Men zette ossen in om voldoende trekkracht te hebben om te kunnen diepploegen. De Romeinse ploeg was een eenvoudige houten ploeg met een ijzeren ploegschaar die vooral bedoeld was om de grond te scheuren. De Romeinen kenden geen kerende ploeg. Na het ploegen werd het land geëgd met houten eggen om het zaaiklaar te maken. Planten en zaaien Bij Cato komt een wilgenbos op de derde plaats qua opbrengst, na een goede wijngaard en een bevloeide moestuin. Blijkbaar was de teelt van wilgen zo rendabel dat men er een aparte tuinman voor in dienst kon nemen. Archeologen veronderstellen dat in Nederland in late IJzertijd al wilgenbossen aangeplant zijn. Wilgen waren gewild omdat men er zo veel toepassingen voor had. Men gebruikte wilgentenen voor manden, omheiningen, muren - die al dan niet met leem werden afgewerkt - en natuurlijk om visnetten en fuiken te maken. In 2000 zijn twee uit wilgentenen gevlochten palingfuiken uit de Romeinse tijd in Vleuten - De Meern gevonden. Oogsten De Romeinen oogst granen met sikkels. Bij Plinius vinden we de beroemde beschrijving van een maaimachine. Deze had aan de voorzijde tanden waarmee de halmen van de granen afgesneden werden en in een grote bak terecht kwamen. Twee stieren duwden de machine voorwaarts. Deze machine werd in Gallia op grote graanbedrijven gebruikt. Bij een opgraving in Buzenol (België) heeft men 1958 een bas-relief gevonden waarop deze is afgebeeld. Op het domein van deze site staat een reconstructie. Conservering Granen werden geëest om ze beter te kunnen bewaren. En worden om die reden meer gevonden dan andere zaden. Opslag Voor de opslag van granen op zijn bedrijf van 100 iugera had Cato twintig vaten nodig. Dit waren grote vaten - dolia genoemd - die luchtdicht werden afgesloten zodat het graan niet kon kiemen. Men gebruikte op grote schaal amfora om wijn in op te slaan en te vervoeren. De villa's in Limburg hadden graansilo's. De fundamenten van dergelijke silo's zijn langs de muur van Hadrianus overal opgegraven. Vermoedelijk waren de graanschuren zelf van hout. Vloeren van deze silo's lagen op stenen muren iets boven het maaiveld. Op die manier kon ongedierte moeilijk de voorraadschuren binnendringen. Middeleeuwse spiekers waren ook zo gebouwd en in Galicië ziet men dergelijke schuren nog veel op het platteland. |
|
Content © Sierd de Jong - Fotografie Margriet Stemerding - Webdesign © Bastiaan de Jong