Over het houden van bijen door de Romeinen en Grieken

De antieke wereld wist honing te waarderen. Voor de Romeinen en de Grieken was de belangrijkste zoetstof en werd om die reden in allerlei gerechten gebruikt. De suikerbiet en het suikerriet waren voor hen volkomen onbekend. De bijenteelt was een belangrijke bezigheid in vroeger dagen. Volgens Columella mocht je de verzorging van de volken niet zomaar aan een boerenknecht overlaten. Dat was precies werk voor de opzichter of de boer zelf. In Nederland is de bijenteelt tegenwoordig vooral van groot belang voor de fruitteelt. Bijen brengen het stuifmeel van de ene naar de andere plant. Zonder bijen is de opbrengst van boomgaarden beduidend lager. Maar in tegenstelling tot de Romeinse tijd is de hedendaagse Nederlandse bijenteelt bijna uitsluitend in handen van weliswaar goed georganiseerde imkers, maar die dat alleen als hobby hebben.

Gastronomie

Bij Apicius vinden we verschillende rechten, waarin honing verwerkt werd. Zo bereidde hij paddenstoelen met peper, maggi, honing, waarna voor de smaak liquamen en olie werd toegevoegd. De Romeinen waren gek op zoetwaren. En honinggebak was een delicatesse, waarover de befaamde kok het volgende recept geeft:

"Maak van meel een deeg door het te koken in melk, totdat het een brei wordt. Rol dit uit in een bakblik zodat het kan afkoelen. Snijd er vervolgens plakjes uit, die in olie gebakken worden. Overgiet het daarna met honing. Serveer het warm en strooi er wat peper over."

Het recept doet enigszins denken aan 'baklava'; het zoetige honinggebak dat in veel hedendaagse Griekse restaurants op de menukaart staat.

Herkomst

Egypte en Palestina waren in de oudheid de belangrijke productiegebieden. Uit verschillende hieroglyfen is gebleken dat de Egyptenaren de imkerij goed beheersten. Bijenwas werd door de Egyptenaren ook gebruikt om wastafeltjes te maken.

In de Romeinse tijd werd over het hele Romeinse rijk al honing geproduceerd. Beroemd was de Hymettoshoning van de Hymettosheuvel in Attica waarover Theophrastus in 319 voor Christus schrijft. Het was een bijzondere lekkernij, omdat deze heuvel bedekt was met allerlei aromatische planten. En in het Romeinse Limburg vingen boeren wilde bijenzwermen in bossen en op heidevelden. En de heidevelden werden - net als vandaag de dag - gebruikt werden voor de bijenteelt.

Mythologie

Het Romeinse woord voor honing is mel. Melissa zou volgens Hyginius - een Romeinse dichter - een schitterende jonge vrouw geweest zijn die door Jupiter in een bij veranderd werd. Bekender is het verhaal van Daedalus en zijn zoon Icarus. Daedalus was een begaafde Atheense uitvinder, die zijn leerling Talus vermoordde omdat hij jaloers was op diens uitvindingen de zaag en de passer. Daedalus vluchtte om zijn gerechte straf te ontkomen met zijn zoon Icarus naar Kreta, waar hij voor koning Minos een gebouw ontwierp om de Minotaurus in op te sluiten. Nadat Theseus het monster gedood had, vertrouwde Minos Daedalus niet langer en sloot hij hem met zijn zoon op. Maar Daedalus ontsnapte met Icarus uit de gevangenis door van veren en bijenwas twee paar grote vleugels te maken.

Beide vlogen de gevangenis uit maar Icarus bleek overmoedig en steeg op naar de zon. Door die hitte smeltte de was en stortte hij in de zee, die we tegenwoordig de Ikarische Zee noemen.

De bijenteelt

Columella wijdt een volledig hoofdstuk aan de bijenteelt. Zo op het eerste gezicht heeft de Romeinse bijenteelt er niet zoveel anders uitgezien als de onze. Kleine gebouwtjes, die aan een kant open waren en waarin ten hoogste drie rijen korven boven elkaar stonden. De korven waren van gevlochten rijshout of van boomschors. Ze hadden kleine openingen, die alleen toegankelijk waren voor de bijen.

Omdat honing zo belangrijk was, handelden de Romeinen al volop in volken, maar de Romeinse imker trok ook de natuur in om volken te vangen. Columella verhaalt van een listige methode om ze te vinden. Men sneed een riet, waarin beide uiteinden nog een knoop zat. In het midden van de stengel boorde men een klein gat. In stengel druppelde men honing of gekookte most. Een zodanig geprepareerde stengel plaatste men dan bij een bron, waar eerder bijen gezien waren. Als er dan een paar bijen gevangen waren, liet men deze één voor één los om te zien waar ze naar toe vlogen, totdat uiteindelijk het nest gevonden was.

Een goede drachtenplantentuin bestond volgens Columella uit tijm, marjolein, roosmarijn, papaver en bonenkruid, uit tamarisken, jujubebomen, amandelbomen, peren en eiken, uit narcissen en viooltjes, uit mosterd, radijs, koolraap, wilde andijvie en uit klaver.

Zowel Vergilius als Columella geven soms merkwaardige adviezen aan de Romeinse imkers. Vergilius beveelt de Romeinse imker aan om Taxus in de nabijheid van de korven onmiddellijk te kappen en nimmer kreeften in de buurt van de korven rood te roosteren. Vooral het eerste advies is onbegrijpelijk omdat hedendaagse imkers Taxus zien als een goede nectarbron in de zomer. De bes van de Taxus is inderdaad zeer giftig voor paarden, maar voor bijen is dit niet het geval. Het tweede advies lijkt beter doordacht. Ook Columella waarschuwt ervoor om geen krabben in de nabijheid van korven te branden. Bijenvolken zijn heel gevoelig voor slechte geuren en rook. De hedendaagse imker rookt een speciale pijp of beroker om de bijen verre van zich te houden en draagt speciale kledij. De Romeinse boer zal minder goed toegerust zijn en mocht daarom geen enkele geur bij zich dragen als hij de volken verzorgde. Columella gaf om die reden speciale voorschriften voor de verzorger van de bijenvolken. Hij moest zich de vorige dag onthouden hebben van sexuele handelingen, hij mocht niet dronken zijn en voordat hij de korven naderde moest hij zich goed gewassen hebben.

Kunsthoning

Als Xerxes ten strijde trekt tegen de Grieken om de nederlaag van zijn vader Darius in. Marathon te wreken, slaat hij in Lydië de richting van Sardes in. Hij steekt de rivier de Meander over en passeert de stad Kallatebos. Uit die stad kwam volgens Herodotus een kunsthoning. Het zou een mengsel van meel en tamariskensap zijn geweest. Tamarisken behoren tot een kleine familie van bladverliezende bomen en heesters, die afkomstig zijn uit Zuid-Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië. In de Sinaï vinden we bijvoorbeeld de Tarfastruik (Tamarix nilotica). Deze heeft een suikerachtig sap, dat door een schildluis uit de plant wordt gezogen en weer uitgescheiden. De droge korrels (Tarfa), die zo ontstaan, worden al eeuwen lang door Bedoeïen gegeten. Volgens Carl Ritter - een beroemde Duitse geograaf die leefde van 1779 tot 1859 - was Tarfa het Bijbelse manna. Kunsthoning wordt van de dag industrieel gemaakt door suikers te inverteren. Dit is een chemisch proces, waarbij de lange sacharose moleculen gesplitst worden in glucose en fructose, waaruit ook honing bestaat. Het kan op twee manieren. Door kleine hoeveelheden zuur toe te voegen aan de in heet water opgeloste suikers of door toevoeging van het enzym invertase, dat van nature in schimmels en bacteriën voorkomt. Hoe de inwoners van Kallatebos zelf het precies gedaan hebben, zal wel altijd een raadsel blijven, maar dat het kon is overduidelijk.

Voortplanting

De biologie van de bij stelde de Grieken en de Romeinen voor een groot raadsel en die is ook werkelijk bijzonder. Pas in het midden van de negentiende eeuw ontdekte de Duitse zoöloog Carl Theodor Ernst von Siebold (1804 - 1850) dat de bij zich ook door parthenogenesis (ongeslachtelijk) voorplant en dat daarmee de voortplantingscyclus van de honingbij volledig verklaard kan worden. Een bijenvolk bestaat uit een koningin, darren - de mannelijke exemplaren - en werkbijen, die evenals de koningin van het vrouwelijk geslacht zijn. Darren ontstaan door uit onbevruchte eicellen van de koningin, terwijl de koningin en werkbijen voortkomen uit de door de darren bevruchte koninginne-eitjes.

Aristoteles - die vooral ook een groot bioloog was - wijdde verschillende verhandelingen aan de bij en ontwikkelde een beeld op die voortplanting, dat tot ver na de Romeinse tijd zijn gelding behield. Maar ook in 'De generatione animalum' komt hij er niet helemaal uit, omdat hij niet de beschikking had over een microscoop en omdat hij ook in sommige conventies bleef steken. Aristoteles wist wel dat er sprake van ongeslachtelijke voortplanting moest zijn bij dieren. Hij was ervan overtuigd dat sommige vissoorten zich op de manier voortplanten en concludeerde dat het ook bij de bijen het geval moest zijn.

Zijn redenering is werkelijk prachtig en zeer lezenswaard. Zo meent hij dat werksters geen vrouwtjes kunnen zijn en darren geen mannetjes, omdat de natuur geen verdedigingswapens aan vrouwtjes geeft. Het omgekeerde kon ook niet het geval zijn omdat gewoonlijk geen mannetje zich uitslooft voor zijn kroost. Sommige hedendaagse feministen zullen Aristoteles hier wellicht enig sexisme verwijten, maar hij gaat onverstoord verder en stelt vast dat het ook onmogelijk is dat werksters uit mannetjes en vrouwtjes bestaan, omdat mannetjes en vrouwtjes bij eenzelfde soort nu eenmaal verschillen. Werksters moeten dus ontstaan uit de paring van de koninginnen. Bij darren ligt het net even anders omdat die ook geboren worden als er geen leider in de buurt is. De enige mogelijkheid die volgens Aristoteles dan overblijft, is dat de werksters zonder te paren darren voortbrengen. En koninginnen brengen dan zowel koninginnen als werksters voort. De redenering leidt niet helemaal tot het juiste resultaat, maar is gezien de experimentele mogelijkheden van die tijd de hoogst haalbare. Bovendien maakte Aristoteles nog de fout de koningin aan te zien voor de koning. Maar we moeten niet vergeten dat deze conclusies wel gebaseerd zijn op langdurige en intensieve waarnemingen van het gedrag van bijenvolken en dus een prestatie van formaat zijn.

De Grieken wordt soms verweten dat zij alleen waardering zouden hebben voor speculatieve kennis en de feiten minder te waarderen. Dit is een misvatting en niets is minder waar bij Aristoteles. Zoals gezegd was Aristoteles een groot bioloog en een grote voorstander van empirisch onderzoek voor te beginnen met classificeren, generaliseren en theoretiseren. Veel van zijn maritiem onderzoek heeft hij bijvoorbeeld op Lesbos uitgevoerd. Deze visie op wetenschapsbeoefening wordt nog een geïllustreerd door het volgende citaat.

"De voortplanting van bijen lijkt dus op deze manier te verlopen, zowel op grond van theoretische overwegingen als op grond van de feiten die we erover denken te kennen. Maar de feiten zijn niet met zekerheid geconstateerd en als ze ooit bekend worden, dan moet men aan zintuiglijke observatie meer vertrouwen schenken dan aan theorie, en aan theorie pas als de conclusies in overeenstemming zijn met de feiten."

MGRT_olielampje1_thumb.jpg
MGRT_olielampje2_thumb.jpg
MGRT_olielampje3_thumb.jpg
MGRT_olielampje5_thumb.jpg
Bath_olielampje.jpg
BM_olielampje1.jpg
BM_olielampje2.jpg
BM_olielampje3.jpg
BM_olielampje4.jpg
BM_olielampje5.jpg
BM_olielampje6.jpg
BM_olielampje7.jpg

Content © Sierd de Jong - Fotografie Margriet Stemerding - Webdesign © Bastiaan de Jong    Site Meter